1983 – 1993

V. Een explosie van creativiteit 

De plafondschildering in het Mauritshuis, Icarus Atlanticus uit 1987, vormt in veel opzichten het pièce de résistance van Latasters hele scheppingsperiode die vanaf 1983 tot nu loopt. Wat betreft stijl, thema, techniek en wereldvisie geeft het in geconcentreerde vorm de overheersende tendens van deze periode weer. Dit is geen toeval. De opdracht tot de plafondschildering kwam op een moment dat Ger Lataster zichzelf op een nieuw hoogtepunt in zijn creatieve vermogen wist. Vooral de jaren 1983 tot 1985 waren jaren van een onuitputtelijk lijkende rijkdom aan nieuwe thema’s en ontwikkeling en beheersing van techniek en uitdrukkingskracht.
Een opvallend verschil tussen het romantische en zelfs pathetische van deze Icarus en dat van het eerdere werk is dat deze tegelijk een lichtheid bezitten die doen denken aan het relativerende humanisme waarmee met name de vroeg-Renaissance schilders zelfs de bijbelse geschiedenis weergaven. Ook wat kleuren, transparantie en beweeglijkheid betreft lijkt het werk terug te grijpen op de plafond- en muurschilderingen van de Italiaanse Renaissance.
Er is ook een belangrijk verschil met de wijze waarop het Icarusthema in de jaren vijftig werd behandeld. Toen waren het de specifieke gevaren van de oorlog, gesymboliseerd in de neerstortende piloten en straaljagerbrokstukken, die de schilder tot een artistiek protest brachten. Nu zien we een figuur neerstorten met de schoenen, de bretels en het brilletje van de serie zelfportretten uit dezelfde jaren. Kennelijk wil Lataster duidelijk maken dat het nu om een algemener, menselijk probleem gaat, waarin hijzelf als “getuige” toch ook meegesleept wordt. Het is tegelijk een terugblik op de grote geschiedenis en zijn eigen verleden. Net als bij de serie “Zelfportretten” “regisseert” de schilder hier zichzelf in gedramatiseerde vorm.
De figuur van de “getuige” treedt op in een groot aantal schilderijen van deze periode. Hij heeft een waarschuwende, aanwijzende, naar voren halende en aanklagende functie, die zowel de afstand tot de grote drama’s van deze tijd als de ontoelaatbaarheid daarvan uitdrukt. Die getuige komt in allerlei gedaantes voor, als wijzende “hand van god” (zoals in De dag der overwinning en de Icarus van het Mauritshuis), als schilder, als “wetende en “kijkende”. De figuur van de treurende vrouwenkop in de serie werken met de titel Huilende is zowel die van de getuige en aanklagende als die van de getroffene.
Het is vooral het gebruik van figuratieve elementen in een nieuw soort symbolische betekenis die de scheppingsperiode vanaf 1982 onderscheidt van de voorafgaande periode. Het gaat nu om de spanning die ontstaat uit de tegenstelling tussen dingen die te maken hebben met dagelijkse, lichamelijke handelingen en behoeftes en symbolen die traditioneel staan voor algemeen-menselijke en zelfs boven-menselijke verschijnselen. Deze symbolen, zoals de hand van god, engelen, treurende vrouwen, rode vlaggen, vuisten, doodskoppen en mythologische figuren als Icarus, Prometheus en Vulcanus, worden verbonden met stevige schoenen, brillen, schoppen, ladders, keukengerei, groente, schijven brood, scharen ….. .
Uit deze elementen ontstaan taferelen die een bepaalde universele, symbolische betekenis verbinden met de krachtige tegenstelling tussen het “metafysische” en de elementaire levensfuncties. Zowel de oorspronkelijke, letterlijke betekenis van de symbolen als het naturalisme van de dagelijkse voorwerpen worden in die verbinding opgeheven en maken plaats voor een nieuw geheel, dat nog steeds abstract-expressionistisch genoemd kan worden.
Die aanscherping en concretisering van de expressie tot een lyrische pathetiek is het antwoord van de kunstenaar op de afvlakking van de emoties, de verzwakking van de gevoeligheid in verhouding tot de urgente vraagstukken van leven of dood. Daar waar ontkenning en onverschilligheid tegenover die vraagstukken een bijzonder schrijnende vorm aannemen kiest Lataster ook voor een harde, bijna schokkende confrontatie met ideologisch ingesleten verwachtingspatronen. De indrukwekkende serie De dag der overwinning is daar een voorbeeld van. De overheersende positie die de door een grote vuist vastgehouden rode vlag daarin inneemt is meer dan een symbolische weergave van een zeer belangrijk historisch moment: de bezegeling van de overwinning van het Sovjetleger op Nazi-Duitsland met het planten van de rode vlag op de koepel van het Rijksdaggebouw . Het is ook een soort rehabilitatie van de grote symbolen van de hoop en het verzet, niet zozeer van hun politieke betekenis, maar van hun emotionele lading, die met de middelen van het abstract-expressionisme naar voren wordt gehaald. De verbinding die in de De dag der overwinning wordt gelegd tussen de “hand van god” en de rode vlag, dat symbool bij uitstek van een aardse bevrijding, onderstreept dat het hier gaat om de poëtische kracht van deze beelden.
Lataster gebruikt deze dramatische confrontatie van de symbolen vaker in een minder direkte, minder openlijke vorm, “zoals Matisse maar dan à la Delacroix, Matisse maar dan geëxalteerd”.
Uit het weer oppakken van het Icarusthema na bijna dertig jaar, maar ook uit het feit dat hij twee prachtige nieuwe versies maakt van het vierluik Het haar van de vrouwen, de brillen van de dichters, de schoenen van de arbeiders en de as van allemaal komt al naar voren hoezeer Lataster de behoefte voelt om met zijn nieuwe arsenaal aan uitdrukkingsmogelijkheden de oude thema’s weer op te pakken. Dat blijkt ook daaruit dat hij een aantal oude schilderijen “herziet”, soms zeer ingrijpend, soms met minieme veranderingen.
Dit letterlijk en figuurlijk “herzien” van zijn eigen kunstgeschiedenis is tegelijk een opnieuw bezien van de grote geschiedenis en de kunsthistorie. Steeds meer verbindt hij deze thema’s echter met zijn direkte omgeving. Hij komt zo tot een samensmelting van het persoonlijke en het algemene.
Zijn persoonlijke geschiedenis en leven neemt hij net als aan het allereerste begin van zijn schildersbestaan ook direkt als onderwerp. Zoals in twee schilderijen met de titel: De Ouderdom. Eén ervan is aangekocht door het Dordrechts Museum en was te zien op de grote, thematisch opgezette overzichtstentoonstelling die dit museum ter ere van de dan 75-jarige schilder organiseerde.
In latere werken lijkt hij, in navolging van Manet, Monet, Bonnard en Matisse (“maar dan geëxalteerd”) alles te concentreren in een zintuigelijk ervaren omgeving: tuinen, landschappen, interieurs en ateliers . Deze taferelen behouden echter de dramatiek van de eerdere werken, vaak opgeroepen door donkere, dik opgebrachte verfmassa’s, waarin lichte vlekken spelen.
Zoals Picasso zichzelf verbeeldt als “oudere” schilder met zijn model, portretteert Lataster zichzelf ook bij het schilderen. Zoals, in een groot (meer dan 6 meter lang) en groots, dramatisch en tegelijk door zijn alledaagse elementen relativerend tafereel, bij Het schilderen van de vlag .